we droegen onze angsten mee in de zon, op het terras in het park waar ’t geurig toeven was langs koele branding van de zee we bonden met een knoop of twee de wolken vast aan onze jas en sleepten zo bij elke pas de zwaarte van het leven mee het lichaam schuin, het hoofd omlaag hielden we 't nog wel droog vandaag? de paraplu alvast omhoog keken niet op, keken niet rond de blik droefgeestig naar de grond zagen we dus niet die regenboog