er woei vandaag een zweem geluk voorbij het streek heel zachtjes door mijn haren trok een briesje door mijn buik draaide wervelwindjes in mijn aderen het rook naar spelen in het gras naar dansen in de voorjaarsregen er zat een vleugje weemoed in de geur van vrij kunnen bewegen het voelde als… wat zal ik zeggen als een bedje met een warme kruik nee het voelde lepeltje en lepeltje en dan jouw handen op mijn bolle buik er woei vandaag een zweem geluk voorbij heel even maar, ik kon het net niet vangen maar ’t was genoeg om haar bestaan te kennen en naar een volgend zweempje te verlangen